Kunstschilder

“HET IS EEN VECHTPARTIJ MET DE NATUUR, EEN VELDSLAG…”

Het lijkt alsof kunstenaar Jac de Jonge (67) zich verschanst heeft. Zijn boerderij ligt verscholen in de Pauluspolder bij Hengstdijk, aan het einde van een doodlopend pad. Wie de toegangsweg naar het erf oprijdt, passeert enkele bordjes ‘verboden toegang’. Jac de Jonge bezit geen telefoon. Voor een afspraak met de kunstschilder is het noodzakelijk hem op te zoeken in zijn ‘vesting’. Bij een eerste bezoek, op een stralende, maar koude voorjaarsdag is het op het erf angstvallig stil. Alle gordijnen voor de ramen van de boerderij zijn gesloten. Geklop op ramen en deuren, er is geen bel, haalt niets uit. Alleen een haan in de verte reageert met schel gekraai. Dan, wanneer aanstalten voor het vertrek worden gemaakt, verschijnt de artiest. Gehuld in een bekladde overal, die het midden houdt tussen roze en beige, staat hij de onverwachte bezoeker argwanend gaande. Wanneer hem verteld wordt dat het om een gesprek voor de krant gaat, klaart zijn gezicht op. Een brede glimlach drukt tevredenheid uit …. Erkenning!

Bij een latere ontmoeting in de boerderij, legt de schilder uit dat de verborgen plek in de polder niet met opzet is gekozen. Het is een familieboerderij. In een ver verleden heeft Jac er nog weleens geboerd met zijn broer. Maar uit liefhebberij dan om de opbrengst. De Jonge is een schilder. Al vanaf zijn zeventiende hanteert hij de penselen en kwasten. Als huisschilder en kunstschilder. “Als ik van het kunstschilderen alleen had moeten leven, had ik nog geen droog brood gehad”, maakt hij duidelijk. “En je kunt de mensen niet missen. Het contact. Bovendien zit er nog altijd bedrijf in het huisschilderen”.

De Jonge is een onvermoeibare causeur. Zonder ophouden vertelt hij over zijn schilderijen, schildertechnieken en zijn streven de natuur waarheidsgetrouw vast te leggen. Niet altijd heeft het linnen de grootste aantrekkingskracht gehad voor Jac de Jonge. Het water trok ook. “Ik ben eigenlijk wel schilder geworden, maar wanneer ik meer kennissen onder de schippers had gehad, dan was ik wel gaan varen” bekent hij. Maar het werd schilderen. Iets, dat ook al van kindaf aan in zijn bloed zat. “Als kleine jongen tekende ik al graag” herinnert hij zich. “Op de lagere school zeiden de leraren al tegen mij : het is goed, misschien dat er iets uit voort zal komen”. Ook op de ambachtsschool, die de Jonge later bezocht kwam zijn tekentalent duidelijk naar voren. “Er waren drie leerlingen die niet voor elkaar onder deden. Die zijn nu alle drie schilder”, zegt de Jonge. De kunstschilder is nog steeds blij met het feit dat hij als leerling op de ambachtsschool de gelegenheid kreeg zijn schildertalent te ontplooien van de leraren. “Wij waren bijna 17 toen en werkelijk kleine meesterschilders”. Met spijt stelt hij vast dat veel van de indertijd geschilderde werken stiekem de school uit zijn gemanoeuvreerd. “Die zijn door het latere schoolbestuur achterover gedrukt”, heeft hij van een bevriende schilder vernomen. De ambachtsschoolleerlingen kregen een uitgebreide schildersopleiding. Ook hout- en marmerschilderen en letters zetten behoorden bijvoorbeeld tot de vaste lesonderdelen. De Jonge heeft daar – zo laat hij duidelijk weten – nog steeds plezier van. Zo beschilderde hij onlangs de coulissen voor de toneelvereniging ‘Ontspanning door Inspanning’ uit Vogelwaarde.

Werkelijkheid

De Jonge die al in de jaren dertig de penseel ter hand nam, is qua werkstijl niet wezenlijk veranderd, vindt hij zelf. Buiten enkele experimenten om, bleef hij steeds proberen de werkelijkheid zo direct mogelijk te benaderen. Zonder een fotografisch beeld te willen leveren. Een van zijn favoriete onderwerpen is de natuur: hoe de seizoenen het beeld van de natuur telkens weer beïnvloeden. De Jonge: “Het is een vechtpartij met de natuur om de kleuren zo goed mogelijk te benaderen, een veldslag. Als je je schilderij vergelijkt met je eigen ideeën, win je altijd, maar je moet maar eens gaan vechten met de natuur …”.

Ondanks dat De Jonge de pensioengerechtigde leeftijd al ruimschoots heeft bereikt, slijt hij zijn dagen niet in berustend nietsdoen. Drie maanden per jaar gaat hij huizen en bedrijven af om huisschilderwerk te verrichten, En bovendien blijft hij zijn creativiteit dagelijks uitleven in schilderijen. De Jonge levert dankzij zijn werklust zo’n twintig werken af jaarlijks, Landschappen, stillevens en havengezichten hebben zijn voorkeur. Beneden, in een van de twee werkruimten in de boerderij, toont hij een stilleven van drie bijbels en een zilveren avondmaalstel. “Die heb ik in de kerk van Kloosterzande onder toezicht van de koster geschilderd”, vertelt De Jonge, terwijl zijn kritisch oog het doek rondspiedt. “Zo heb ik ook eens op de kansel gestaan. Het lijkt toch wel echt zilver, hé. Dat spiegelt niet één keer, dat spiegelt wel zes keer”. Religie, betoogt de schilder met verve, vormt een belangrijke rol in het leven van De Jonge. “Zonder religieuze achtergrond, gaat ons wereldje snel om zeep”, zegt hij met de zekerheid van een Jehova-getuige.

Architectuur

Voordat De Jonge zijn atelier op de bovenverdieping laat zien, houdt hij een korte verhandeling over zin visie op de architectuur, een andere voorliefde van hem. Hij wijst op de zelf ontworpen trap in de eigenhandig uitgetekende boerderij. “Ik ben niet voor die draai- of wenteltrappen, maar voor goede gezonde trappen”, legt hij uit. “Dit soort bordestrappen , heb ik altijd getekend. Er moet een rustpunt in een trap zitten. Rotzooi maken kunnen we altijd… “. En hij stapt onvervaard en resoluut de trap op naar het atelier. Boven erkent de schilder dat hij de ruimte voor het gesprek keurig opgeruimd heeft. Voor De Jonge hoeft een ruimte niet klinisch schoon te zijn, maar een beetje orde, dat is – zo stelt de schilder – toch wel gewenst. Dan opent hij de kasten, waarin tientallen werken, soms van jaren terug, opgeborgen liggen, vaak netjes voorzien van een prijskaartje. Schepen, talloze vazen met bloemen en zeer uiteenlopende landschappen, passeren de revue. Meestal kiest De Jonge zijn onderwerpen in het Zeeuwse. Zo ligt er een opzet van de haven in Yerseke al klaar voor de afwerking. “Ik werk snel ten opzichte van anderen”, vindt hij. “Ik werk in een bepaald tempo. Misschien omdat ik dat als huisschilder gewend ben, dat tempo”.
Zijn gedrevenheid kent evenwel nog een andere oorzaak. Elk schilderij dat gemaakt moet worden, betekent voor hem een doel. Wanneer De Jonge geruime tijd de schilderskwast in de terpentine laat staan, bloeit er bij hem een schuldgevoel op, dat de schilder onverwijld weer naar de schildersezel doet stappen. De Oost-Zeeuws-Vlaamse kunstenaar begeleidt soms jonge mensen. In vroeger jaren behaalde hij nog een tekenakte. Wanner zijn ‘lesgeven’ ter sprake komt barst hij onmiddellijk los. “De grondvorm die we hebben is de prisma …”. Voor de klas staan, bekent hij, is een mogelijkheid die hij nooit benut heeft. “Ik had het wel kunnen doen, maar ik heb nooit de tijd gehad om te solliciteren”.

De Jong toont zaterdag werk van hem in de Warande in Sint-Jansteen. Verder exposeert hij binnenkort op de braderie in Hulst en de laatste twee weken van juni in de raadskelder van het gemeentehuis in Sluis.

PZC 6 APRIL 1984