JAC DE JONGE UIT PAULUSPOLDER

‘Ook een ander moet mijn werk kunnen begrijpen’

PAULUSPOLDER – Jac de Jonge is een bijzonder figuur. Zijn atelier staat vol met prachtige schilderijen, etsen, aquarellen, noem maar op. De Jonge is huisschilder van beroep en schildert verder voor zijn hobby. ‘Al wat schilderachtig is schilder ik, Ik wil niet modern zijn, mar moet voor iedereen begrijpelijk zijn. Een ander moet er ook genoegen aan kunnen beleven”, zegt De Jonge. Het etsen gaat De Jonge goed af. Opeen pas nieuwe “drukmachine” laat hij ons zien hoe het allemaal in z’n werk gaat. “Mijn leermeester heeft altijd gezegd dat de vierde druk pas de goede is en daar geloof ik ook in”. De leermeester is niemand minder dan Romain Malfliet, leraar op de Kunstacademie te St.-Niklaas.

Tien jaar geleden begon Jac de Jonge aan het etsen te denken. Op een tentoonstelling in St.-Niklaas is de inspiratie ontstaan. “Ik vond dat geweldig en ben toen in contact gekomen met Malfliet. Die zei dat je als je eenmaal het virus van St.-Niklaar in je bloed hebt, er drie jaar blijft. Nou, ik ben er ongeveer drie jaar geweest om het etsen onder de knie te krijgen.

Daarvoor schilderde De Jonge met olieverf. Onder leiding van Gerard van Laten, leraar op de ambachtsschool te Hulst, kwam hij onder de indruk van het schilderen. Perspectief is erg voornaam in de ogen van De Jonge. ‘Ik schilder beredeneerd. Niet in het losse weg. Ik zorg voor het juiste perspectief. Ik voel me ook kunstschilder en dat geeft mij af en toe een bijzonder gevoel”. Over de moderne kunst denkt De Jonge het zijne. “Er zijn veel kunstschilders, maar vaktechnisch zijn er veel minder. Dat zien we op tentoonstellingen. Moderne kunst inspireert me zeker, maar dan moet de tekening juist zijn. Er moet stemming inzitten”.

Bij het etsen gebruikt De Jonge zinken platen van de loodgieter. De krassen worden weggepolijst. De plaat wordt met was getamponeerd. In een literblik wordt petroleum gedaan en opgewarmd, waarna de plaat berookt wordt, zodat er een zwarte schijn op de plaat komt. “Dan is de plaat klaar om er in te gaan tekenen met een metalen stift of naald. Na afloop wordt de plaat in een zuurbad gedaan. Hoe dieper de lijnen erin moeten komen hoe langer je de plaat in het bad moet doen”. Op de etsplaat kunnen allerlei onderwerpen ingetekend worden. “Dat kan variëren van een portret tot een stilleven”. Elk jaar maakt Jac de Jonge een vakantiereis en dan wordt er ook driftig geschilderd. “Ik doe daar ook veel inspiratie op.

Mijn aquarellendoos gaat mee en als de mensen aan de bar zitten of in hun bed liggen begin ik lekker te schilderen. Ik maak soms ook foto’s van bepaalde onderwerpen waarna ik aan de slag ga”. De thema’s in zijn werk zijn grachten, oude straten, echte Zeeuwse knotwilgen en haventjes. Bij het schilderen komen allerlei instrumenten tevoorschijn. “Ik vind dat een kunstschilder zijn instrumenten met beheersen. Van een muzikant wordt dat ook geëist …”. De vorm en de lijn zijn bepalend voor De Jonge. “Als die twee elementen schilderachtig zijn is het voor mij reden om ze te schilderen of te etsen. De schilders uit de gouden tijden bewonder ik. Het copiëren ervan vind ik geen kunst. Ook experimenteren met verf vind ik fout”.

De Jonge is er ook al achter gekomen dat de naam van een schilder belangrijk is voor de waarde van een schilderij. “Ik heb het meegemaakt dat een echte kunstkenner een schilderij van de bekende Verwey en mij zag en niet durfde aan te wijzen welk nu van de bekende schilder was. Toen men zei dat de schilder Jac de Jonge was daalde de waarde ineens. Nou, dat vind ik wel een rare zaak”.

Een schrale troost voor De Jonge is het feit dat ene Rembrandt ook pas rijk werd toen hij niet meer leefde. Zo schijnt het nu eenmaal met kunstenaars te vergaan. Spreek het woord amateurkunstenaar niet uit, want dan wordt De Jonge even hels. “Ik ben geen amateurkunstenaar, want ik neem het vak erg serieus. Ik leef er helemaal in op en voel me er goed bij”, besluit De Jonge.

De Stem, 8 mei 1980